Historie Tynje Algemeen
“In doarp riist út de puollen”
Met deze bovenstaande tekst wordt het ontstaan van het dorp Tijnje kort maar bondig beschreven. Het dorp is in het begin van de negentiende eeuw ontstaan als verveningsdorp en is in 1910 een zelfstandig dorp geworden. Tijnje heeft echter een langere geschiedenis dan vanaf 1910. Reeds in de Middeleeuwen is er op de plek waar nu Tijnje ligt bewoning geweest. In de Middeleeuwse literatuur (1315) wordt de naam Rijp vermeld. Namen als Riperwei en Riperwâlden herinneren er nog aan.
De vroegste vermelding van de naam Tijnje (Tinie) komen we tegen in 1645. In een bron uit dat jaar staat vermeld dat ter verbetering van het vervoer van turf (een belangrijke brandstof) werd besloten een vaart te graven van Kortezwaag (Gorredijk) naar de rivier de Boorn. En dat deze vaart (rak) gegraven werd door de Tinie-set. Bij Tijnje kreeg de vaart de namen Tijnjerak, Skitersrak en Langerak. Deze rakken sloten aan op de natuurlijke waterlopen, zoals de Oude Ee en de Wijde Wispel. De rakken doorsneden twee wegen waarover hooi werd vervoerd uit de hooilanden (mieddens) van het westelijk deel van Opsterland. Het blauwgras dat er groeide was van goede kwaliteit en het hooi dat ervan werd gemaakt was erg geliefd bij de boeren van de hoger gelegen Friese dorpen. In het Tijnjerak ontstond de Luijxter of Grutte Tijnje (nabij café Overwijk) en in het Skitersrak de Winie of Lytse Tijnje (nabij de voormalige zuivelfabriek). De naam Tijnje is afgeleid van het oud Friese woord teninge wat afsluiting betekent. Met teninge werd een `tichtset` bedoeld, waaronder werd verstaan een in een tamelijk smal water opgesteld landhoofd waarop een paar ‘barten’ (zeer stevige loopplanken) als verplaatsbare hulpbrug werden gelegd om er hooi over te vervoeren. De doorvaartwijdte van deze zetten werd van het midden van juni tot half september door middel van jukken vernauwd, zodat de barten over het water konden worden gelegd. De veengebieden waar de vaart door liep behoorden bij de dorpen Luxwoude en Terwispel. Pas in 1910 is Tijnje een zelfstandig dorp geworden. In 1994 kreeg de zelfstandigheid extra allure. In dat jaar kreeg Tijnje namelijk een eigen vlag en wapen.
Met deze bovenstaande tekst wordt het ontstaan van het dorp Tijnje kort maar bondig beschreven. Het dorp is in het begin van de negentiende eeuw ontstaan als verveningsdorp en is in 1910 een zelfstandig dorp geworden. Tijnje heeft echter een langere geschiedenis dan vanaf 1910. Reeds in de Middeleeuwen is er op de plek waar nu Tijnje ligt bewoning geweest. In de Middeleeuwse literatuur (1315) wordt de naam Rijp vermeld. Namen als Riperwei en Riperwâlden herinneren er nog aan.
De vroegste vermelding van de naam Tijnje (Tinie) komen we tegen in 1645. In een bron uit dat jaar staat vermeld dat ter verbetering van het vervoer van turf (een belangrijke brandstof) werd besloten een vaart te graven van Kortezwaag (Gorredijk) naar de rivier de Boorn. En dat deze vaart (rak) gegraven werd door de Tinie-set. Bij Tijnje kreeg de vaart de namen Tijnjerak, Skitersrak en Langerak. Deze rakken sloten aan op de natuurlijke waterlopen, zoals de Oude Ee en de Wijde Wispel. De rakken doorsneden twee wegen waarover hooi werd vervoerd uit de hooilanden (mieddens) van het westelijk deel van Opsterland. Het blauwgras dat er groeide was van goede kwaliteit en het hooi dat ervan werd gemaakt was erg geliefd bij de boeren van de hoger gelegen Friese dorpen. In het Tijnjerak ontstond de Luijxter of Grutte Tijnje (nabij café Overwijk) en in het Skitersrak de Winie of Lytse Tijnje (nabij de voormalige zuivelfabriek). De naam Tijnje is afgeleid van het oud Friese woord teninge wat afsluiting betekent. Met teninge werd een `tichtset` bedoeld, waaronder werd verstaan een in een tamelijk smal water opgesteld landhoofd waarop een paar ‘barten’ (zeer stevige loopplanken) als verplaatsbare hulpbrug werden gelegd om er hooi over te vervoeren. De doorvaartwijdte van deze zetten werd van het midden van juni tot half september door middel van jukken vernauwd, zodat de barten over het water konden worden gelegd. De veengebieden waar de vaart door liep behoorden bij de dorpen Luxwoude en Terwispel. Pas in 1910 is Tijnje een zelfstandig dorp geworden. In 1994 kreeg de zelfstandigheid extra allure. In dat jaar kreeg Tijnje namelijk een eigen vlag en wapen.
In 1953 werd een begin gemaakt met de demping van het Langerak, het Skitersrak, het Tijnjerak en De Wispel en verdwenen de Grutte Tynje en de Lytse Tynje. De rakken hadden toen al lang geen functie meer voor de afvoer van turf en werden als nutteloos ervaren. Op 21 juli 1954 werd over de demping het volgende in de krant geschreven “De belangrijke en aantrekkelijke gevolgen sprongen meteen in het oog. Het oude waardeloze kanaal, dat ondanks zijn breedte (variërend van 35-45 meter) onbevaarbaar was geworden zou nu kunnen worden ingedamd tot een aantrekkelijk kanaaltje van acht meter breedte. Bovendien konden er nu ook zonder meer vijf sluizen worden opgeruimd, waarvan de voornaamste die van de Uilesprong. Niet minder belangrijk was echter het feit dat nu ook het pontje voor plaatselijk verkeer in de Warreweg (De Warren) kon verdwijnen. Op 7 december 1953 begon men met vijf man dit zo belangrijke cultuurtechnische werk, doch later werkten er gemiddeld steeds zo’n 180 vakmensen met begrip voor wat hier moest gebeuren”. Met de demping van het Langerak, het Skitersrak, Het Tijnjerak en de Wispel verdween een vertrouwd en historisch beeld uit Tijnjes aanzicht. In 1955, toen de rakken gedempt waren werd begonnen met de aanleg van een rondweg om Tijnje (De Rakken).